Op zoek naar hemelse vrede (en een visum) in Beijing

door Kevin van Huët

Li Rubin is vandaag extra vroeg opgestaan. Hij heeft een wit overhemd aangetrokken, het enige dat nog niet gekreukt in zijn koffer zat gepropt. Ergens in een verre buitenwijk stapt hij nog een laatste keer in een metro richting het centrum van Beijing. Zijn eindhalte: het Tiananmenplein, ook wel bekend als het Plein van de Hemelse Vrede. Geen slechte naam, vindt Li. Als er tenslotte één gevoel recht doet aan zijn gemoed op dit moment, is het wel hemelse vrede. Niet zonder reden, want vandaag is een belangrijke dag voor Li: hij gaat Mao Zedong ontmoeten.

Op het moment dat Li de metro uitstapt en zich in de ochtendzon naar de rand van het enorme plein begeeft, is Mao al ruim veertig jaar dood. Maar de dictator die de vorige eeuw flink zijn communistische bezem door het straatarme China haalde, lijkt zijn rustplaats bepaald nog niet te hebben gevonden; zijn gebalsemde lichaam is tegenwoordig te zien in het mausoleum dat op een plein staat waar ongeveer een miljoen mensen kunnen samenkomen. Oké, 250.000 als je de boel coronaproof wil houden.

De 29-jarige Li Rubin heeft zijn hele leven op dit moment gewacht. Een zakenreis brengt hem nu voor het eerst naar de Chinese hoofdstad en op deze laatste ochtend voordat hij weer in de trein stapt terug naar zijn woonplaats Wenzhou – ruim drie miljoen inwoners, negen miljoen in het hele stadsregio – is hij vastbesloten de grote (gezalfde) roerganger met eigen ogen te aanschouwen.

De Grote Vreemdsprekende Reus

Voordat hij zijn rugtas kan dumpen bij een van de mannen die hem op het plein tegen betaling willen bewaken (lees: als hoofdkussen gebruiken), moet Li eerst langs een bewaakte toegangspoort. Elke kwaadwillende die van zins is om Mao een onomkeerbare scheerbeurt te geven, wordt hier uit de rij gepikt – als de allescontrolerende Chinese overheid mogelijk snode plannen niet al in een eerder stadium heeft neergesabeld.

Op het moment dat Li zijn ID-kaart uit zijn jaszak haalt, komt er een vreemde gestalte op hem afgestapt. De man steekt ver boven de andere wachtenden uit en moet minstens (!) 1,80 meter lang zijn. Hij kijkt een beetje verward om zich heen, draagt een ongepast kort sportbroekje en heeft een rossig baardje. U mag nu raden.

Zodra de sportviking (serieus, geen rode stippellijn hieronder?) zijn mond opentrekt, laat de man die eruitziet als een reddeloze variant van de Grote Vriendelijke Reus een stortvloed van vreemde klanken los op Li. Li pakt zijn telefoon, opent de vertaalapp Baidu en schuift zijn toestel onder de rode baard: ‘Is legitimatie noodzakelijk om het Tiananmenplein te mogen betreden?’ Voor wie deze gelaagde introductie een brug te ver was: ik ben het sportbroekje.

Otje

Wie in China geen legitimatie op zak heeft, heeft het zwaar. In het land waar zelfs de beste Hunted-kandidaten binnen een halfuur worden gevonden, kan er immers altijd naar je paspoort worden gevraagd. Bijvoorbeeld bij checkpoints als deze, maar ook bij de entree van een museum of in een metrostation.

Dat ik geen papieren bij me heb, is misschien een beetje naïef. Desondanks heb ik een goed excuus, vind ik: mijn paspoort ligt bij de Russische ambassade voor een visum, maar daarover later meer. Tot ik dat felbegeerde papiertje heb, dool dus rond door Beijing als een soort Otje. Ook zij had geen papieren, alleen heet mijn vader geen Tos.

Het volgende moment praat Li tegen zijn telefoon, die zijn antwoord voor mij vertaalt: ‘Nee, ik denk dat het niet nodig is. Loop maar mee,’ zegt de vertaalstem in het Engels. Met een soort digitale Irma Sluis op zak, die destijds nog betrekkelijk anoniem over straat kon, ontstaat er een wonderlijk gesprek tussen twee vertaalmachines. Bij de poort doet Li een goed woordje voor me en gidst me zo naar het plein waar we allebei nog nooit zijn geweest. Gelukje voor mij.

Ik weet niet of Mao mijn aanwezigheid erg gewaardeerd zou hebben, want op het Tiananmenplein moet hij de aandacht delen met mij. Europese gezichten blijken niet alleen fotogeniek in Giethoorn, maar ook in het hart van het land van het groepstoerisme.

Uiteindelijk groeten Li Rubin en ik de man die China een kickstart wilde geven, lopen we langs de Verboden Stad, drinken we bier ver voordat het vijf uur is, en praten we vooral heel veel via een vertaalmachine. Zes uur later plof ik uitgeput neer op mijn hostelbed. Nooit had ik gedacht dat ik een Chinese leider van weleer een in het echt zou zien. En nooit had ik gedacht dat ik een goed gesprek zou kunnen voeren met iemand die alleen maar andere talen spreekt dan ik.

Als ik de volgende dag een kapperszaak binnenstap, heb ik de Baidu-app zelf ook op mijn telefoon geïnstalleerd. Bijdehand doe ik een vertaalpoging om voor een bodemprijs de tondeuse over mijn hoofd te laten halen. De kapper kijkt me aan, doet alsof hij geen woord begrijpt van het vertaalde Chinees dat mijn telefoon produceert, en wijst vervolgens naar een prijslijst. ‘Gewoon de volle mep betalen, vriend.’ Daar is geen woord Chinees bij.

Maar er is... Meer...

1 reactie

Rob 5 februari 2021 - 21:39

Wat een geweldig verhaal en evenzo geschreven. Je moet er echt meer mee doen. Bijv. En je eigen. Natgeo. 😉👊

Reageren is niet mogelijk.

Deze website maakt gebruik van cookies. Door verder te gaan op deze website, ga je akkoord met het gebruik hiervan. Dat is prima Privacybeleid.

Ehm, nope!